Beheersregelement

BEHEER EN HET GEBRUIK VAN DE ALGEMENE BEGRAAFPLAATS ODIJK

HOOFDSTUK 1 Algemeen

Artikel 1 begripsomschrijvingen

Dit reglement verstaat onder:

  1. stichting: stichting en stichtingsbestuur Algemene Begraafplaats Odijk
  2. begraafplaats: de begraafplaats aan de Singel 40B, 3984 NZ Odijk
  3. eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:
    • het doen begraven en begraven houden van lijken;
    • het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.
  4. algemeen graf: een graf bij de stichting in beheer waarin door de stichting de gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken.
  5. eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urnen.
  6. asbus: een bus ter berging van as van een overledene.
  7. grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf.
  8. beheerder: degene die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt.
  9. rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf.
  10. gebruiker: de persoon op wiens naam een algemeen graf staat.

Artikel 2 uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

  1. Voor de toepassing van het bij of krachtens dit reglement bepaalde wordt, voor zover van belang onder ‘eigen graf’ mede verstaan: eigen urnengraf en eigen urnennis.

HOOFDSTUK 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 openstelling begraafplaatsen

  1. De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de stichting bij nadere regels vast te stellen tijden. Zij maken deze tijden openbaar bekend.
  2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.
  3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 ordemaatregelen

  1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de stichting, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten. Deze toestemming kan mondeling worden gegeven.
  2. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:
    1. elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen anders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen;
    2. sneller dan 10 km per uur.
  3. De stichting kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid en het tweede lid onder sub a.
  4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.
  5. Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op de eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 plechtigheden

  1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraaf-plaats(en) moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.
  2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van graf

  1. Degene, die wil doen begraven of as wil doen bijzetten, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van dit artikel niet als werkdag. Indien de stichting toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
  2. Het lijk, dan wel het omhulsel en de asbus of urn, moeten zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. De gegevens van het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.
  3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de dag voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 over te leggen stukken

  1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging van as is overgelegd aan de beheerder.
  2. Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overlegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.
  3. Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn tenminste gelijk is aan de wettelijk minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aange¬vraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 16, lid 2.
  4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.
  5. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 8a materiaalgebruik

  1. Het is verboden om een lijk te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.
  2. Het is verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.
  3. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.
  4. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd – volgens een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen model – omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen
    1. een afschrift van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en
    2. een bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.

Artikel 9 tijden van begraving en asbezorging

  1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is:
    • op werkdagen van 09.00 tot 16.00 uur;
    • op zaterdag van 09.00 tot 15.00 uur.
  2. De stichting kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4 Indeling en uitgifte der graven

Artikel 10 indeling graven en asbezorging

  1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:
    1. eigen graven;
    2. eigen urnennissen;
  2. De stichting bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven. Zij bepalen tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 11 aantal overledenen in algemene graven

  1. In de algemene graven kan een door de stichting te bepalen aantal lijken worden begraven.
  2. In de algemene urnengraven kan een door de stichting te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 11a doelgroep uitgifte

  1. Op de algemene begraafplaatsen worden slechts graven uitgegeven aan personen met een binding met Odijk.
  2. De stichting bevoegd een uitzondering te maken op lid 1 indien hiervoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 12 volgorde van uitgifte

  1. De graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.
  2. De stichting kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk is.

Artikel 13 categorieën

De stichting kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepalen voor de verschillende categorieën de situering en de oppervlakte.

Artikel 14 termijnen eigen graven

  1. De stichting verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.
  2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op verzoek van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits het verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.
  3. Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.
  4. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 15, lid 2. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 15 overschrijving van verleende rechten

  1. Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan de beheerder van een door de rechthebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht.
  2. Na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker dient het grafrecht binnen 1 jaar op hun verzoek te worden overgeschreven op naam van de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levenspartner, een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Indien de rechthebbende of gebruiker is overleden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende of gebruiker ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.
  3. Indien de in het tweede lid bedoelde overschrijving niet binnen de termijn van 1 jaar is geschied, kan de stichting het grafrecht vervallen verklaren.
  4. Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het grafrecht alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende of gebruiker worden gesteld, tenzij het grafrecht betrekking heeft op een graf dat of urnenruimte die inmiddels is geruimd.

Artikel 15a einde van de grafrechten

  1. De grafrechten vervallen:
    1. door het verlopen van de termijn;
    2. indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;
    3. indien een van de begraafplaatsen wordt opgeheven.
  2. De stichting kan de grafrechten vervallen verklaren:
    1. indien de betaling van het gebruiksrecht ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht – ondanks een aanmaning – niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;
    2. indien de rechthebbende of gebruiker – ondanks een aanmaning – in verzuim blijft een op grond van dit reglement op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;
    3. indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.
  3. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht of eventuele andere kosten.
  4. Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

Artikel 16 afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de stichting van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet de stichting schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Artikel 17 sluiting van graven

  1. Op schriftelijk verzoek van de rechthebbende kan de stichting een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaats hebben, of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid dan die van de stoffelijke overschotten van personen die de rechthebbende in zijn verzoek met name heeft genoemd.
  2. De stichting bepaalt in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

HOOFDSTUK 5 Grafbedekkingen

Artikel 18 toestemming grafbedekking

  1. Voor het plaatsen van monumenten, afsluitplaten, grafstenen, zerken of andere gedenktekens, alsmede het aanbrengen van heesters of andere beplantingen op graven door of namens een rechthebbende of gebruiker is een schriftelijke verklaring van toestemming nodig van de stichting.
  2. De stichting stelt nadere regels vast inzake o.a. de duurzaamheid en de maximale afmetingen van gedenktekens en beplanting voor de verschillende soorten graven en maakt deze openbaar.
  3. De stichting kan de toestemming weigeren indien:
    1. de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;
    2. de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is;
    3. de grafbedekking of afsluitplaat afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;
    4. niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels.
  4. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van gedenktekens of van beplantingen op graven geschiedt door de rechthebbende of gebruiker.
  5. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van gedenktekens of van beplantingen op graven komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.
  6. Rechthebbenden of gebruikers zijn verplicht de gedenktekens en grafbeplanting goed te onderhouden. Onder dit onderhoud wordt begrepen het rechtzetten, herstellen of vernieuwen, het verven van opschriften, en het bijkleuren of schilderen van stenen en hekwerken en ornamenten, alsmede het regelmatig snoeien van winterharde gewassen en het verwijderen van dode beplanting.
  7. Op algemene graven kan slechts een grafbedekking worden aangebracht, indien het graf vol is.
  8. Het is niet toegestaan losse voorwerpen van glas of een ander breekbaar materiaal op een graf te leggen.
  9. De stichting is bevoegd een grafbedekking voor haar rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is.

Artikel 18a verantwoordelijkheid grafbedekking

  1. De in artikel 18 bedoelde gedenktekens of beplantingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vorst, storm, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.
  2. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de – door welke omstandigheden ook – aan een gedenkteken of beplanting toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van de stichting het uiterlijk aanzien van de begraafplaatsen schaadt.
  3. Indien door een ondeugdelijk geworden constructie een situatie is ontstaan die gevaar oplevert voor het omvallen of inzakken van een grafmonument, tombe of grafkelder, kan de stichting direct maatregelen treffen.
  4. Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is de stichting bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van de stichting tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

Artikel 19 grafbeplanting

Niet-blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende drie maanden ter beschikking gehouden van de rechthebbende of gebruiker indien deze daartoe tevoren een mondeling of schriftelijk verzoek heeft gedaan bij de beheerder.

Artikel 20 verwijdering grafbedekking

  1. De grafbedekking wordt na het verstrijken van de graftermijn door de stichting verwijderd.
  2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door de stichting bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende of gebruiker bij de stichting bekend is. In dat geval maken zij aan hem uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief van hun voornemen bekend.
  3. Op grond van een daartoe door de rechthebbende of gebruiker bij de stichting ingediend schriftelijk verzoek, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende drie maanden ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 19 was verleend. Het schriftelijk verzoek kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.
  4. De grafbedekking vervalt aan de stichting indien:
    • geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;
    • de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

HOOFDSTUK 6 Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 21 ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  1. Het voornemen van de stichting om een graf te ruimen wordt gedurende tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbende worden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende of gebruiker op het graf aan hen bekend is. In dat geval stellen zij hem uiterlijk één jaar voorafgaande aan het bedoelde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.
  2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op een daartoe bestemde, afgesloten gedeelten van de begraafplaats(en).
  3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn de beheerder schriftelijk verzoeken bij ruiming, de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen de beheerder vragen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
  4. De rechthebbende op een eigen graf, kan de beheerder schriftelijk verzoeken om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weder in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan de beheerder vragen om de urn ter beschikking te houden om elders bij te zetten of te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7 Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 22 afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  1. De stichting kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikel 3, eerste lid, 10, tweede lid, 13 en 18, tweede lid, van dit reglement.
  2. Het bestuur van het kerkgenootschap kan de stichting schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende of gebruiker nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.
  3. Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt de stichting het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van de stichting onverlet om de rechthebbende of gebruiker op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

HOOFDSTUK 8 In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 23 lijst

  1. De stichting houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.
  2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt de stichting of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.
  3. De stichting beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 9 Inrichting register

Artikel 24 voorschriften

  1. De stichting stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.
  2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Artikel 25 indiening, behandeling en beslissing

  1. Ingezetenen en in Odijk een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijke handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats bij de stichting een schriftelijke klacht indienen.
  2. De stichting beslist binnen vier weken na ontvangst van de klacht. Zij kan deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.
  3. De stichting brengt de beslissing omtrent de klacht terstond ter kennis van de klager.

HOOFDSTUK 10 Slotbepalingen

Artikel 26 strafbepaling

Voor degene die handelt in strijd met de artikelen 3, derde lid, 4, eerste lid, tweede lid, vierde lid en vijfde lid, 6, 7, derde lid, of artikel 8, eerste en tweede lid, neemt de stichting passende maatregelen. De stichting is in die zin bevoegd natuurlijke personen en rechtspersonen uit te sluiten van alle rechten die de stichting kan toekennen.

Artikel 29 inwerkingtreding

Dit reglement treedt op 17 maart 2004 in werking.

Aldus vastgesteld in het bestuur van de Stichting Algemene Begraafplaats Odijk d.d. februari 2015.